De intensivering van surveillance en beveiliging op Nederlandse universiteiten

Twee weken geleden benaderde @Or Goldenberg me voor een interview voor het VPRO-programma @Argos. Thema: De intensivering van surveillance en beveiliging op Nederlandse universiteiten. Een relevante thema gezien de voortdurende spanningen rondom demonstraties en veiligheid op de universiteiten.

Ik sprak met haar over “securitarisatie”—het idee dat een dreiging nooit objectief is maar iets dat sociaal geconstrueerd wordt—en hoe dreigingsbeelden beleid vormgeven. Helaas heeft mijn bijdrage de uitzending niet gehaald doordat de nadruk meer op het demonstratierecht is komen te liggen en minder op veiligheid en beveiliging. De uiteindelijke vraagstelling: Wie mag er nog demonstreren op universiteiten? Or spreekt o.a. met @Judith Naeff en @Pieter Slaman, dus luister naar die aflevering! Ze is relevant, interessant en spannend (links naar de uitzending, rapporten en andere bronnen vind je onderaan deze post). 

Maar toch geloof ik dat een belangrijk punt hier alsnog gemaakt kan worden.

In de uitzending spreekt Or ook met @Eric Shouten, oprichter en CEO van security intelligence bedrijf @Dyami. Dyami heeft voor de Universiteit Leiden een rapport opgesteld–een “risk assessment”–van de “veiligheidsproblematiek van en in relatie tot de Campus Den Haag” (p.2). Dit rapport, van 11 Januari 2024, is openbaar geworden door een eerder WOO-verzoek van onder meer @Den Haag Centraal.

Ondanks dat veel is zwartgelakt valt er op het rapport best wat aan te merken en de universiteit heeft zich er inmiddels van gedistantieerd. Toch is dit rapport interessant omdat het laat zien hoe securitarisatie werkt in de praktijk. In combinatie met een eerder verstuurd intern memo (26 Juni 2023) van de eigen afdeling Veiligheidszaken licht ik er twee aan elkaar gerelateerde elementen uit.

Ten eerste, Dyami bespreekt het algemene dreigingsbeeld van de AIVD, MIVD en NCTV en noteert dat het rapport is opgesteld in consultatie met deze diensten en de politie (p.12). Een deel van dat dreigingsbeeld betreft “jihadistische geïnspireerd terrorisme” (p.24) en het rapport benoemt ISIS en Al-Qaida en eerder gepleegde aanslagen in “het westen” als “voornaamste aanjager” van het dreigingsniveau (p.25). 

Op zich geen probleem **maar** het rapport linkt terrorisme en de dreiging die daarvan uitgaat aan de eigen studenten en medewerkers van “islamitische huize” die de “waarden in de Nederlandse samenleving [niet altijd delen]” (p.9) en aan een deel van de “studentenpopulatie met **getoonde** loyaliteiten naar terroristische groeperingen in het Midden-Oosten (from the river to the sea Palestine will be free)” (p.5). 

Dit laat ik daar gewoon maar even zo staan, ter reflectie. 

Ten tweede, naast terrorisme benoemt het rapport de dreiging die uitgaat van “(militant) activisme” (p.9). Dit lijkt gedeeltelijk te zijn overgenomen uit het memo van de afdeling Veiligheidszaken aan het College van Bestuur. Hierin spreekt de afdeling over de dreiging die uitgaat van “anti-institutioneel extremisme” (p.11). Met betrekking tot de universiteit, zo lezen we in dat memo, kunnen we daarbij denken “aan de actiegroepen die bij voortduur het interne gezag in de universiteit aanvallen met de oproep om de universiteit te democratiseren, het CvB af te schaffen, de universiteit ‘om te keren’ en andere vergelijkbare oproepen gericht tegen het gezag” (p.3). 

Deze twee dreigingen—terrorisme en activisme—worden in het Dyami rapport het meest uitgebreid besproken en ze worden steeds éérst behandeld, ze lijken daardoor primair te zijn. Maar wat belangrijker is voor mijn punt hier; ze worden steeds in combinatie behandeld. Dat is, in het rapport worden activisme en terrorisme continu **gelijkgeschakeld**. Het helpt natuurlijk niet dat veel is zwartgelakt, maar ze lijken als één dreiging/kwetsbaarheid/scenario te worden behandeld terwijl bijvoorbeeld corruptie en spionage andere dreigingen en scenario’s zijn. 

Daarbij komt nog dat het rapport ingaat op een “opmerkelijke” en “grote naïviteit” bij een deel van de docenten en medewerkers. Deze docenten en medewerkers zijn “argeloos” en worden gekenmerkt door een “nagenoeg ontbreken van veiligheidsbewustzijn”. En dat is verontrustend gezien de “toenemende en veranderende dreigingen” (p.5). Er zijn namelijk, aldus het Dyami rapport, “mensenlevens in het geding” (p.67). 

Waarom is dít nu een voorbeeld van securitisatie? 

Tussen de regels door worden in deze twee stukken beide naïeve medewerkers én studenten en medewerkers met een islamitische achtergrond qua dreiging gelijkgeschakeld aan jihadistisch terrorisme. Zo verworden ze tot een existentiële bedreiging voor de universiteit die, op basis van dat begrip, met spoed en zonder de normale institutionele en democratische stappen te doorlopen, bijzondere **maatregelen** kan treffen om die dreiging te neutraliseren. Zo werden er beveiligers in burgers ingezet om de studenten en medewerkers in Wijnhaven in de gaten te houden (zie artikelen van Mare en het NRC onderaan deze post). 

Daarbij is het argument niet dat het besproken memo en het rapport van Dyami direct verantwoordelijk zijn voor die maatregelen, maar dat we de veiligheidsmaatregelen niet kunnen begrijpen, ons niet kunnen voorstellen, zonder dat dreigingsbeeld. Het is pas wanneer je studenten en medewerkers als dreiging voor de zelf beschouwd dat dergelijke maatregelen **logisch** worden.

Interessant is daarbij dat Dyami zelf spreekt van een “objectivering” (p.12) van dat dreigingsbeeld. Dyami stelt: “de dreiging is immers gegeven” (p.62). De grap is nu natuurlijk net dat de securitarisatie-theorie ons leert dat een dreigingsbeeld nooit objectief of gegeven is; ze wordt gecreëerd. En ze wordt gecreëerd in memo’s en rapporten zoals hier besproken. 

(Als eerste nabrander: hoe weet Dyami eigenlijk of studenten en medewerkers van islamitische huize komen? Profileren ze dan op achternaam, op uiterlijk, of op het dragen of hebben van een Keffiyeh?)

(Als tweede nabrander: het zou natuurlijk goed kunnen dat ik tot de groep naïeve, argeloze medewerkers zonder enig veiligheidsbewustzijn behoor. Als dat zo is, dan moet het bovenstaande natuurlijk in dat licht gelezen en begrepen worden.)

Bronnen:
– Argos uitzending Wie mag er nog demonstreren op de universiteit?
WOO-documenten (betreft verzoek Woo 24-24 (Inzet veiligheidspersoneel) van 2024).
– Artikel Den Haag Centraal op basis van WOO-verzoek.
– Artikelen van Mare en NRC over clandestiene beveiligers.

Narrating World Politics | EISA PEC Standing Section & Network

Last fall, Andrew Palmer (Canterbury Christ Church University) and I started a new network bringing together narrative scholars. Our aim is to inspire conversations and exchanges on narrative as theory and method in world politics and the study of International Relations (broadly understood).

One of the first successes of our collaboration is that we will be hosting a Standing Section at the EISA Pan European Conferences the coming three years: Narrating World Politics.

If you are working on narratives in relation to IR, conflict, peace or cooperation, please consider submitting your abstract. The call for papers for the upcoming PEC in Bologna(!) is now open.

Moreover, as an emergent network we run an email exchange list with information, calls for papers, etc., in relation to work on narratives in world politics. As it stands, we meet every second Friday of the month, 14:00-15:00 GMT / 15:00-16:00 CET, online. Interested in joining this network? Please subscribe here.

Beveiliging vs vrijheid | Security vs freedom

Vorige week ben ik door Claudia Kramer van het NRC geïnterviewd over de disproportionele veiligheidsmaatregelen die Nederlandse universiteiten het laatste jaar hebben genomen.

Bij het Wijnhavengebouw van de Universiteit Leiden, bijvoorbeeld, worden studenten en medewerkers bij binnenkomst gecontroleerd en de universiteit heeft clandestiene beveiligers in burger ingezet om zich te mengen met de studenten in het gebouw. ​​

De universiteit beweert dat deze beveiligers de studenten niet bespioneren, maar wie surveilleren ze dan gezien de veiligheidscontroles bij de ingang, en is hun aanwezigheid proportioneel? We blijven op zoek naar een antwoord.

Oorspronkelijk artikel: hier.

—————

Last week I was interviewed by Claudia Kramer from NRC (a Dutch daily) about the disproportionate security measures Dutch universities have instituted.

At the Wijnhaven building of Leiden University, students and staff are checked upon entrance and the University has used clandestine, plain-clothed security guards to mingle with the students inside the building. 

The university maintains these clandestine security guards are not spying on the students, but who, given the security checks at the entrance, are they surveilling then and is their presence proportional? We remain in want of an answer.

Original article in Dutch: here.

KOMEX 2025 – One-week online PT course

Next year, 17-21 Februari, 2025, I will offer another KOMEX online course: Introduction to Process Tracing Methods.

See here for all information regarding the course, registrations, costs, etc. Please spread the word! It is open to everybody, but live classes will be given in Central European Time (CET).

Besides PT, KOMEX has a lot more on offer, some on location in Konstanz, some online. Check it out, and do tell people for whom you think this may interesting.

Academic freedom and its moral limits

Academic freedom is a great good. But a good that knows no boundaries loses its value. 

Last Friday the combined heads of Dutch universities argued in de Trouw (a Dutch daily) they would not sever ties with Israeli institutions. A good part of their argument revolved around academic freedom. Severing ties with Israeli institutions would infringe on the freedom of Dutch academics to choose what they study and with whom.

Today, I replied that all freedoms have boundaries. Originally published in de Volkskrant (another Dutch daily), I post below the English translation of the original article. I do so, because this is not just a Dutch debate, it is an international debate about the morality and values that shape our freedoms.

Academic freedom and its moral limits

In recent weeks, protests have been organized by students and staff at almost all Dutch universities. These protests call for an academic boycott of Israeli universities. This is clearly (still) a controversial proposal.

Last Tuesday students occupied the umbrella organization of the Dutch universities, Universiteiten van Nederland, in The Hague. On Friday the joined rectores magnifici of the Dutch universities published an open letter in de Trouw—a Dutch daily newspaper.

Besides some gratuitous statements about “expressed emotions” and “the conflict,” the rectors give two arguments against a boycott. First, they cite “our commitment to academic freedom,” rightly, as one of the core values of universities. In the Netherlands, academics are granted the freedom to decide for themselves what they research, how they conduct their research and with whom they collaborate. Academics are free to “make their own judgements”. Second, a boycott would interfere with dialogue and “scientific diplomacy”.

These arguments, however, ignore two important points. First, the proposed boycott concerns institutions, not individuals. Second, there are moral limits to be placed on academic freedom. 

But first, what are the concrete demands of the protesting students and employees? Roughly speaking they follow the proposals of the PACBI: Universities and scientists should not enter into new partnerships with Israeli universities and should sever existing ties. This means no student exchange programs; no joint Horizon Europe applications; no conferences at Israeli universities; no ties with or purchases from Israeli companies that have factories or facilities in occupied territory. This freeze would continue until the institution concerned ceases support for the occupation of the Palestinian territories and the ruling apartheid regime. This is explicitly a boycott of the institutions, not of individuals.

Does such a boycott limit academic freedom? Yes, a little bit. Can that be defended? Yes, all freedoms have limits.

The implicit argument of the protests is that cooperation with Israeli universities crosses a moral line. They argue that uncritically allowing the current situation to continue has degenerated into complicity. What moral boundary can we induce from this? I would say that moral boundary can be formulate approximately as follows: Dutch universities and academics should not collaborate with institutions that are actively involved in setting up or maintaining an apartheid regime that denies a certain population the right to freedom, knowledge, and development.

Does this moral limit apply to Israeli universities? Yes, it certainly seems like it. A recently published book by Maya Wind, Towers of Ivory and Steel: How Israeli Universities Deny Palestinian Freedom, shows that Israeli universities are intertwined with the occupation of Palestinian territory and the oppression of Palestinian life and, importantly, Palestinian knowledge and science. This did not start recently; it has been the case for decades. Israeli universities contribute to the development of the weapons and police and military strategies that make the occupation, oppression, and current genocidal violence possible. In addition, they provide the academic, moral and legal justifications for the occupation and violence while drastically limiting the academic freedom of critical and Palestinian students and staff, both in Israel and the Palestinian territories.

It is also worth noting that not a single university in Gaza is left standing. Schools are bombed, books are burned. Not a single Israeli university has denounced the current genocidal violence, spoken out against this educide or scholasticide, or aided Palestinian academics. When we talk about “our commitment to academic freedom”, there is a deafening silence towards Palestinian academics and “sister institutions”. Just as we cannot be endlessly liberal toward non-liberals, we cannot grant endless freedom in the face of restrictions on those very same freedoms.

This moral boundary does not only concern Israeli universities. It would require a much broader due diligence. Yet, Israeli universities are a particularly visible example at the moment.

And yes, this of course affects individual researchers. But if universities in the Netherlands, Europe, and Israel do not speak out now, when will they?

(Original print article: here)

Securitisatie van de Universiteit Leiden

Onlangs heb ik een voorwoord/column geschreven over de securitisatie van de Universiteit Leiden voor de nieuwsbrief van het Dual PhD Centre (15 April, 2024). Gezien de huidige ontwikkelingen en het beperkte bereik van die nieuwsbrief heb ik besloten dat voorwoord nu ook op mijn website te plaatsen. Een en ander heeft ook betrekking op een recent panel over securitisaite aan de universiteit en een door studenten gestartte petitie, die nog altijd ondertekend kan worden.

Securitisatie van de Universiteit Leiden

Securitisatie? Verbeveiliging? Beide woorden krijgen van die penetrante rode kringeltjes eronder: geen goed Nederlands. In het Duits, weet ik, hebben ze de tweede optie omarmd en wordt het Versicherheitlichung genoemd. In het Deens—relevant omdat de theorie uit de Copenhagen school of International Relations voortkomt—is het sikkerhedsliggørelse, maar beter speculeer ik niet over hoe zich dat het beste laat vertalen. Voor de herkenbaarheid zal ik securitisation hier met securitisatie vertalen.
 
De securitisatie-theorie is een theorie uit de Internationale Betrekkingen, ontwikkeld in het begin van de jaren ’90. De basis premisse van de theorie is dat veiligheid, en wat beveiligd dient te worden, niet objectief is. De vraag wanneer beveiliging “noodzakelijk” is heeft geen eenduidig antwoord. Wat iemand of een groep noodzakelijk acht, hangt af van de evaluatie van de situatie en de waarden die worden nagestreefd. Wanneer toegankelijkheid als groot goed wordt beschouwd, zal men bijvoorbeeld minder snel sluiten. Securitisatie is daarmee de uitkomst van een securitiseringsproces: het proces door middel waarvan iets eerst als bedreigd wordt weergegeven of afgebeeld, en daarmee ook als bedreigd wordt begrepen.

Simpel gezegd, ongeacht hoe objectief een bedreiging ook mag lijken—denk aan het onder schot worden gehouden door een persoon met geweer—we kunnen en zullen pas handelen als bedreigd als we die bedreiging ook als dusdanig waarnemen.
 
De theorie is ontwikkeld met het oog op het handelen van staten en hoe staten en overheden dingen, processen, en gebeurtenissen als bedreiging (kunnen) gaan zien of afbeelden. Zo’n securitiseringsproces wordt normaal gesproken gezien als een openbaar proces. De theorie gaat ervan uit dat een statelijke actor (zeg de Minister-President) publiekelijk een bepaald goed of een bepaalde waarde (het referentie-object) als bedreigd weergeeft. Maar natuurlijk kunnen ook andere actoren dingen en waarden securitiseren. En natuurlijk kan zo’n proces ook in een kleinere groep en achter gesloten deuren plaatsvinden.
 
Een belangrijk gegeven daarbij is dat als iemand, en dan het liefst iemand met autoriteit op dit gebied, luid roept “dit is een bedreiging voor de veiligheid, we moeten nu handelen!”, het vaak lastig is om daar argumenten tegen in te brengen. De kreet ademt urgentie en noodzaak, zorgt ervoor dat veiligheid boven aan de agenda komt te staan, en dat snelle en (vaak) ondemocratische en ondoordachte beslissingen worden genomen en omgezet. Een securitisering maakt een situatie uitzonderlijk, en een uitzonderlijke situatie—zo kan men tenminste argumenteren—vraagt om uitzonderlijke maatregelen. Een veel voorkomende consequentie van securitisering is daarmee dat de besluitvorming uit de normale (democratische, controleerbare) context wordt gehaald en verschuift naar de uitvoerende macht met een toenemende rol en versterkte positie voor veiligheidsdeskundigen en veiligheidsoplossingen.

Nu dan, ik heb sterk het gevoel dat een dergelijk securitiseringsproces zich heeft afgespeeld, en zich nog altijd verder ontwikkelt, binnen onze universiteit. Met name op de Campus Den Haag heeft dit vergaande gevolgen. Evenementen mogen niet meer zomaar georganiseerd worden, de gebouwen mogen alleen worden betreden met een geldige LU-kaart, bezoekers moeten worden geregistreerd of vergezeld, en er zit permanente private beveiliging aan de deuren. De universiteit heeft zelfs de politie op haar eigen studenten en medewerkers afgestuurd. De Campus Den Haag is dicht gegaan. Niet letterlijk natuurlijk, maar dit stukje van het bastion van vrijheid—om dan toch de lijfspreuk van de universiteit er maar weer bij te halen—is een kleine vesting geworden.

Wat het lastig maakt, is dat de daadwerkelijke securitisatie moet hebben plaatsgevonden achter gesloten deuren. Hierdoor is een bijzondere situatie is ontstaan: studenten en medewerkers worden wel met de maatregelen geconfronteerd, maar een uitleg is nooit gegeven. Dit voedt speculatie en verhoogt het gevoel van onveiligheid. Wie of wat wordt hier beveiligd en tegen welke dreiging? We weten het niet.

Waar ik mee achterblijf is het beeld van een zeer diffuse, incomplete, ondoorgrondelijke securitisatie die desalniettemin al het slechte van securitisatie met zich meebrengt: intransparantie, centralisatie van besluitvorming, en een opbouw van beveiliging die leidt tot een groeiend gevoel van onveiligheid en onvrijheid. We zien dat de besluitvorming omtrent veiligheidsvraagstukken ondoorzichtig is en het beleid strenger wordt. En wanneer studenten en medewerkers naar noodmiddelen grijpen om de groeiende securitisatie en onvrijheden aan te kaarten, worden zij zelf gesecuritiseerd en als bedreiging geconstrueerd. 

Waar houdt dit op? Securitisatie theorie leert ons dat het vaak lastig is veiligheidsmaatregelen terug te schalen. Normalisatie ligt op de loer en lijkt ook hier de kop al op te steken. Bezoekers van buiten de universiteit kunnen in Den Haag sinds kort vooraf aangevraagde QR-codes krijgen om binnen te komen. Dit laat enerzijds zien dat de toegankelijkheid en spontaniteit verdwijnt, maar ook, en dat is belangrijker, dat er op dit moment bureaucratische systemen worden opgetuigd om deze veiligheidsmaatregel op de lange termijn door te zetten. De universiteit is niet aan het afschalen, de universiteit is aan het opschalen en normaliseren.
 
Maar, nogmaals, waarom? Waartoe dient deze sluiting? Angst voor de eigen studenten en medewerkers kan het niet zijn, die mogen nog steeds naar binnen. Of toch? Is dit een vorm van preventieve repressie? Een manier om eventueel opstandige studenten en medewerkers te laten zien dat de universiteit bereid is om in te grijpen “in het geval dat”? Het feit alleen al dat ik dit kán denken laat zien hoe cynisch ik ben geworden door de situatie.

Wat ik me ook afvraag; worden er achtergrondcontroles van de aangemelde bezoekers doorgevoerd? Als dat niet gedaan wordt, waarom dan deze maatregel? Als dat wel gedaan wordt, zijn diegenen die die controles uitvoeren voldoende opgeleid? En hoe gaat de universiteit voorkomen dat de screeningmethoden eerlijk zijn en niet discrimineren à la de toeslagenaffaire en, recenter, de controles op de studiefinanciering?

Beter ermee verlegen dan erom verlegen? Liever het zekere voor het onzekere nemen? Het is lastig te zeggen hoe de waarden veiligheid enerzijds en vrijheid en toegankelijkheid anderzijds tegen elkaar opwegen als we niet weten wat er beveiligd wordt. Wat is het referentie-object? Tegen welke dreiging wordt het beveiligd? We weten het niet. Tegelijkertijd zijn toegankelijkheid en vrijheid in mijn optiek zeer belangrijke waarden. Juist een universiteit, een onderwijsinstituut dat prat zou moeten gaan op de dialoog en betrekking, zou moeten uitnodigen, niet afschrikken. Met andere woorden, het zekere voor het onzekere nemen kan in dit geval juist betekenen de toegankelijkheid en vrijheid te waarborgen. Een universiteit is een instituut dat zich niet zou moeten willen sluiten, en zich niet naar binnen zou mogen keren. En toch lijkt dat nu te gebeuren.

Out Now & Open Access: Is there a religious bias?

For our latest paper, Is there a religious bias? Attitudes towards military humanitarian intervention in Germany, we conducted a a vignette-based experiment and find German students are more supportive of an intervention when the victims of war-related violence are Christians rather than Muslims.

Together with Benjamin Daßler and Bernhard Zangl, and supported by the Deutsche Stiftung Friedensforschung, we sought to study whether interventions are not only selective, but actually biased. That is, whether respondents are more attentive to, and affected by, suffering by some people rather than others. Where previous work focused on the victim’s race and studied biases in the US-American context, we focused on the role of religion in a European country; Germany. 

We found that even in our left-leaning, young, student-based sample, respondents were more likely to support a German participation in an UN-sanctioned military intervention when the victims were Christian rather than when the victims were Muslim. Moreover, we find that compassion mediates this relation and that the overall relation is stronger the more people indicate they identify with, and experience an emotional attachment to, their religious background or community—Christianity. 

For me, this study was the kick-off and first output of a multi-year, multi-method research project into Social Distance in IR. For this project, I am current recruiting a PhD candidate (application deadline: April 26). 

So: please spread the word & stay tuned: there is more to come. 

Daßler, Benjamin, Bernhard Zangl, and Hilde Van Meegdenburg. 2024. ‘Is There a Religious Bias? Attitudes towards Military Humanitarian Intervention in Germany’. European Journal of International Security, first view. https://doi.org/10.1017/eis.2024.12.

Upcoming: MethodsNET Summer School on Process Tracing Methods

Another opportunity to learn Process Tracing presents itself in the form of the 2nd MethodsNET summer school in social research methods (3SRM). I’ll be offering an introductory Process Tracing course during the first week.

Dates: June 17-21
Location: Nijmegen, the Netherlands
Registration: here(!)
Costs: Early Bird Student & PhD’s: €629 (application deadline* April 1st)

Part of the Summer School in Social Research Methods (3SRM full program), this course is designed for those interested in qualitative case studies and studying “causal mechanisms”. We will discuss what causal mechanisms are, how they advance our understanding of (social) phenomena, how mechanisms can be traced, and what conclusions can be drawn on the basis of a PT.

The course takes a hands-on approach and encourages participants to apply theoretical insights to their own research projects. It provides all the basic skills to set-up and follow-through an independent PT-study.

KOMEX – Introduction to Causal Process Tracing

This year new on my to-do-list: A fully online, one-week PT workshop for KOMEX: the Konstanz Methods Excellence Workshops.

Course dates: 26.02 – 01.03.
Location: online
Sign up now! Early bird rate (€390) until 4 weeks before the course commences.

This five-day online course provides you with the theoretical understanding and practical skills to conduct a full Process Tracing study from theory development, through defining a causal mechanism and data-gathering, to drawing inferences.

What we will do
Process Tracing (PT) is a within-case method that focusses on tracing causal mechanisms—the actual “link” between a trigger and an outcome. This five-day online course introduces you to the essentials of this method, its main underlying assumptions, and its applicability. Taking a hands-on approach, the course develops both the theoretical understanding and the practical skills to set-up and conduct a full-fledged PT-study and addresses causal mechanism, theory development, data-gathering and analysis, and drawing inferences.

Learning goals
By the end of the class, students will be able:

  • to explain to a peer the added value of conducting a PT-study,
  • to design a coherent and practicable PT-study in relation to your own research interests,
  • to develop a strategy to implement and execute that study,
  • to discuss the strengths and weaknesses of process tracing as a method.

Schedule
09:00 – 09:45 | Asynchronous | Watch video lecture (available 16:00 the night before)
10:00 – 10:45 | Synchronous (live) | Teaching session with questions and discussion
11:00 – 11:45 | Asynchronous | Independent learning activity

Lunch break

13:00 – 14:45 | Synchronous (live) | Supervised group work/discussion with instructor
15:00 – 16:00 | Synchronous (live) | Office hours

MethodsNET Summer School on Process Tracing Methods

June 19-30, 2023, Derek Beach and I offer a PhD-level course on Process Tracing Methods as part of the 2nd @MethodsNET Summer School. Registration is now open, but what will we do?

Part of the Summer School in Social Research Methods (3SRM full program), this course is designed for those interested in qualitative case studies and studying “causal mechanisms”. Over the course of two weeks, we will discuss what causal mechanisms are, how they advance our understanding of (social) phenomena, how mechanisms can be traced, and what conclusions can be drawn on the basis of a PT.

The course takes a hands-on approach and encourages participants to apply theoretical insights to their own research projects. It provides all the basic skills to set-up and follow-through an independent PT-study.

Venue: Radboud University, Nijmegen, The Netherlands
Course dates: 19-30 June, 2023
Early bird (PhD)student fee: €1075 (until 01.04)
Application deadline: 1 May 2023
Registration and more information: here.